
In het geval de ingrijpende gebeurtenis door een ander is veroorzaakt, dan moet de aansprakelijke partij, en in de meeste gevallen diens verzekeraar, de schade aan het slachtoffer vergoeden. Hoe groot de schade is die ontstaat, is afhankelijk van een aantal aspecten, zoals de aard en ernst van het letsel. Wat ook meeweegt, is de gekwetste persoon zelf. Iemand kan namelijk door omstandigheden extra kwetsbaar zijn. Of een langer dan gebruikelijke tijd nodig hebben voor het herstel van het letsel.
Aansprakelijke partijen hebben in het verleden geprobeerd om de gevolgen van deze verhoogde kwetsbaarheid niet aan het ongeval toe te rekenen. Inmiddels is het -gelukkig- vaste rechtspraak dat de aansprakelijke partij het slachtoffer moet nemen zoals hij of zij is. De Hoge Raad heeft zich hier al diverse malen over uitgesproken, steeds in het voordeel van het slachtoffer.
Het meest bekende voorbeeld hiervan is het zogeheten ‘eier-schedel arrest’. Iemand werd zwaar letsel aangedaan bij een mishandeling, waarbij met een koperen buis op zijn hoofd werd geslagen. Achteraf bleek dat het slachtoffer een zeer dunne schedel had, een zogeheten eier-schedel. Hierdoor was het letsel veel zwaarder dan wat het zou zijn geweest bij iemand met een schedel van normale dikte. De Hoge Raad oordeelde echter dat dergelijk gedrag (de mishandeling) hoe dan ook zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben. Dit was te voorzien, en het feit dat het slachtoffer een zeldzame afwijking had, stond dit niet in de weg.
Dus, de aansprakelijke partij dient het slachtoffer te nemen zoals hij/zij is, ook al leidt dit tot een grotere schade en een verhoging van de schadevergoeding.